Eiken Spons (Daedalea quercina)

systematiek:
  • Divisie: Basidiomycota (Basidiomycetes)
  • Onderverdeling: Agaricomycotina (Agaricomycetes)
  • Klasse: Agaricomycetes (Agaricomycetes)
  • Subklasse: van onzekere positie
  • Orde: Polyporales (Polypore)
  • Familie: Fomitopsidaceae (Fomitopsis)
  • Geslacht: Daedalea (Dedalea)
  • Type: Daedalea quercina (eiken spons)

Sponseik (Daedalea quercina) foto en beschrijving

Hoed:

De hoed van de Oak Sponge groeit tot een indrukwekkende grootte. De diameter kan tien tot twintig centimeter bereiken. De hoed is hoefvormig. De bovenzijde van de dop is witgrijs of lichtbruin geverfd. Het oppervlak van de dop is ongelijk, er is een externe, prominente dunne rand. De dop is hobbelig en ruw, met concentrische houtachtige groeven.

Pulp:

het vlees van de Oak Sponge is erg dun, kurkachtig.

Buisvormige laag:

de buisvormige laag van de schimmel groeit tot enkele centimeters dik. De poriën, nauwelijks zichtbaar, zijn alleen zichtbaar langs de randen van de dop. Geschilderd in bleke houtkleur.

Spread:

Oak Sponge wordt voornamelijk gevonden op eiken stammen. Soms, maar zelden, is het te vinden op de stammen van kastanjes of populieren. Fruit het hele jaar door. De schimmel wordt enorm groot en groeit meerdere jaren. De schimmel wordt verspreid over alle hemisferen en wordt als de meest voorkomende soort beschouwd. Het groeit overal waar geschikte omstandigheden zijn. Zeer zeldzaam op levende bomen. De schimmel veroorzaakt de vorming van bruinrot van het kernhout. Rot bevindt zich in het onderste deel van de stam en stijgt tot een hoogte van 1-3 meter, soms kan het oplopen tot negen meter. In bosopstanden doet de Eiken Spons weinig kwaad. Deze schimmel veroorzaakt meer schade bij opslag van gezaagd hout in magazijnen, gebouwen en constructies.

Gelijkenis:

Oak Sponge lijkt qua uiterlijk sterk op dezelfde oneetbare paddenstoel - Tinder-schimmel. Het onderscheidt zich door het feit dat de dunne vruchtlichamen van Trutovik rood worden als ze vers worden geperst. De schimmel is gemakkelijk te herkennen door de karakteristieke groeiplaats (dode en levende takken en stronken van eiken), evenals de bijzondere, labyrintachtige structuur van de buisvormige laag.

Eetbaarheid:

de paddenstoel wordt niet als een giftige soort beschouwd, maar wordt niet gegeten omdat hij een onaangename smaak heeft.

Laat een reactie achter