Cantharellus grijs (Cantharellus cinereus)
- Divisie: Basidiomycota (Basidiomycetes)
- Onderverdeling: Agaricomycotina (Agaricomycetes)
- Klasse: Agaricomycetes (Agaricomycetes)
- Subklasse: van onzekere positie
- Bestelling: Cantharelles (Chanterella (Cantarella))
- Familie: Cantharellaceae (Cantharellae)
- Geslacht: Cantharellus
- Type: Cantharellus cinereus (grijze cantharel)
- Craterellus sinuousus
Cantharel grijs (Craterellus sinuosus)
Hoed:
Trechtervormig, met ongelijke golvende randen, diameter 3-6 cm. Het binnenoppervlak is glad, grijsbruin; de buitenkant is bedekt met lichtere vouwen die op platen lijken. Het vruchtvlees is dun, rubberachtig vezelig, zonder een bepaalde geur en smaak.
Sporenlaag:
Gevouwen, pezig-lamellair, licht, grijs-essen, vaak met een lichte coating.
Sporen poeder:
Witachtig.
Been:
Soepel overgaand in een hoed, verbreed in het bovenste gedeelte, hoogte 3-5 cm, dikte tot 0,5 cm. Kleur is grijs, as, grijsbruin.
Spread:
Van eind juli tot begin oktober wordt de grijze cantharel soms aangetroffen in loof- en gemengde bossen. Groeit vaak in grote bosjes.
Vergelijkbare soorten:
De grijze cantharel ziet er (bijna) uit als een hoornvormige trechter (Craterellus cornucopiodes), die geen plaatachtige plooien heeft (de hymenofoor is eigenlijk glad).
Eetbaarheid:
Eetbaar, maar eigenlijk een smakeloze paddenstoel (zoals inderdaad de traditionele gele cantharel – Cantharellus cibarius).